woensdag 16 april 2008

54. De vlinder en het lieveheersbeestje

Kindergedichtje over de lente



l:
hee fladderaar, dag vlinder
wat zijn je vleugels mooi
je vliegt hier alsmaar rondjes
en zit niet in een kooi

v:
dag klein, bolvormig beestje
wat glim je toch vandaag
je trippelt over blaadjes
en vult meteen je maag

l:
ja, ik ben een klein beestje
van onze-lieve-heer
ik ben niet in mijn eentje
er zijn er nog veel meer

v:
je hebt acht mooie stippen
daarmee ben je vast blij
dat maakt wel heel wat indruk
maar speciaal op mij

l:
wat eet jij dan, soms bloemen?
je bent wel in de weer
ik hoor je heel zacht zoemen
geniet je keer op keer?

v:
ik hou van al dat stuifmeel
dat vind ik lekker zoet
ik vlieg naar alle bloemen,
da's fijn, vind je dat goed?

l:
ik ben ook heel voorzichtig
en loop soms in het veld
o ja, dat moet je weten:
ik hou niet van geweld

v:
o, ik blijf in beweging
en zit veel in het licht
vooral mijn fijne tekening
dat is zo'n mooi gezicht

l:
ja, jij hebt mooie kleuren
en je beweegt zo snel
die lekkere bloemen geuren
dat weet jij ook vast wel

v:
ik zit soms op een bloemsteel
en fladder rond, dat wel
en 'k smul van al dat stuifmeel
da's goed voor mijn gestel

l:
ik eet heel kleine beestjes
nog kleiner dan een pluis
ze zijn voor mij de voeding
zo heten ze: bladluis

v:
nou, ik ga gauw weer verder
tot morgen weer misschien
blijf jij maar trip'len
dan wordt je vaak gezien

l:
waar ga jij dan straks slapen?
soms weer in een kokon?
je moet het mij vertellen
misschien vind je mij dom

v:
nee, ik blijf rustig zitten
ja net, zoals jij doet
we praten morgen verder
als ik je weer ontmoet...


© Matti, 16 april 2008
Kindergedichtje over de lente
Reacties op mijn blogs stel ik altijd op prijs.

Geen opmerkingen: