zaterdag 15 november 2008

143. Nog één keer afscheid (II)

Lange versie
Klik hier voor de verkorte versie

Het grint van het toegangspad naar het kerkhof knarst onder mijn voeten. Dat akelige geluid van mijn voetstappen op deze late novemberavond, laat me weten dat ik in ieder geval nog leef. Hij niet. Hij ligt daar ergens. Verderop. Terwijl ik voortga, zie ik een man gebukt uit een zijpad komen. Het is een tuinman of een soort onderhoudsmedewerker, denk ik. Zijn hark ligt naast 'm. Een vluchtige hoofdknik en een blik van: wat zoek je hier? laten me nog verder in mijn tweedjas duiken. Een idioot idee, om juist nu op pad te gaan. Ja ik weet het. Vorige week is hij gestorven. Ik had hem ontmoet op de hoek bij de supermarkt, toen hij in een bak met flessen aan het grabbelen was. Hij had een zwervend bestaan en iedereen in de buurt kende hem. Toch kon ik het toen niet nalaten om hem mijn broodje, die ik toch nog over had, aan te reiken. 'Hier', had ik ik gezegd. 'dat zul je wel lusten'. Hij had mijn beide handen vastgepakt en in een fractie van een ogeblik constateerde ik dat de man stonk. Ach, bedacht ik, waar moeten zwervers zich nu uitgebreid wassen. Tja, misschien in een soort opvangcentrum voor dak- en thuislozen. Ik ben daar nog nooit geweest, bedacht ik. Ik keek weer naar de man, die een hap nam van het worstebroodje. Hij keek dankbaar en hij mompelde: 'Dankuwel meneer, eindelijk eens iemand die me ziet staan. Dankuwel meneer, dankuwel meneer', sliste hij met zijn half vergane gebit. Nee, geld voor de tandarts was er vast niet bij. Een paar dagen later had ik m weer ontmoet. In het zijpad, bij het Beukenlaantje. 'Meneer', riep hij tegen me, en hij kwam naar me toe lopen. 'Als ik doodga, wilt u dan dit aan mijn zuster geven. Ze woont in Delft, maar ze wil me niet meer zien. Hij gaf me een verkreukeld papier en nog één, met een adres.
Maar ga je dan dood? vroeg ik hem verbijsterd. Ach meneer, we gaan toch allemaal dood en ik ben ziek weet u, ik denk dat ik er niet lang meer ben. Mijn zuster is de enige die ik nog heb, maar ze wil niks met me te maken hebben. Even verzonk hij in gepeins. 'U bent een goed mens, dat zie zie ik. De vorige week knikte u ook al naar me. De meeste mensen lopen me voorbij, ze gaan hun eigen weg. Maar ik ben wel in de kerk geweest weet u en daarom denk ik dat ik hierna verder ga. Verder ga? vroeg ik. Ja, met zoeken, Ik zoek naar de waarheid. En ik ga naar de hemel, weet u.' Ik keek nog een keer naar 'm. 'Hoe heet je eigenlijk?' 'Albert, meneer, maar iedereen noemt me Appie.' Even leek hij na te denken en hij was duidelijk iets uit zijn herinnering aan het opgraven. 'Ik ben een oorlogskind, weet u. In 1966 zijn we getrouwd. Toen mijn vrouw Ria overleed, raakte ik ook mijn baan kwijt meneer en de bijstand wou me ook niet helpen. Ons huis heb ik moeten verkopen. Toen ging ik aan de drank. Hier kijk, zei hij een lege fles.. dit is echt de laatste.Fronsend keek ik 'm aan. De stakker. 'O ja, ik ben gedoopt hoor', voegde hij eraan toe. Dat staat op dat papier en met zijn bevende vinger wees het naar het verkreukte vod dat 'ie in mijn handen had gestopt. Geef dat maar aan mijn zuster... Albert bleef staan, greep met beide handen het winkelkarretje vast, dat voor hem stond en begon zachtjes te zingen. Het kwam een beetje beverig uit zijn keel. Een kerstliedje. 'Stille nacht, Heilige nacht, Davids zoon...'. Toen stopte hij abrupt, leek even na te denken en opeens hakkelde hij: 'Mijn zuster wil het vast niet hebben, houdt u het maar'. Zonder te kijken knikte ik en stak de verfromfraaide papiertjes in mijn jaszak.

Een paar weken later viel mijn oog op een klein berichtje in de wijkkrant.
'Zwerver ter aarde besteld' stond erboven. Bijna had ik het plaatselijke sufferdje bij het oud papier gedaan. Ik begon het artikeltje te lezen.

Zwerver ter aarde besteld
- van één onzer redacteuren -

GOUDSEVEEN - Eind vorige week werd het levenloze lichaam aangetroffen van een zwerver, die zich de laatste tijd in wijk 'Waterloop' ophield. De man, zonder vaste woon- en verblijfplaats was plaatselijk bekend als 'Appie alpino'. Hij voorzag in zijn levensonderhoud door de verkoop van flessen in de buurt van de supermarkt. Verder is niets over de man bekend. Uit nader onderzoek is niet gebleken of de man familie of bekenden had. De politie heeft het lichaam van de man overgedragen aan de gemeentelijke dienst. Eergisteren werd hij op gemeentekosten begraven op de Algemene begraafplaats.

Zwervers vormen de laatste jaren in de verstedelijkte gebieden een opvallend...
Het artikel ging verder met een hele verhandeling over zwervers, werklozen en verslaafden. Omlijst door recente CBS-cijfers. Ik staarde naar het krantebericht. Gedachtenloos bleef ik even staan. Maar dat is 'm, Albert. Snel liep ik naar boven, naar mijn studeerkamer. Daar, in de hangkast, daar hing mijn jas. Snel voelde ik in de rechterjaszak. Ja, het zat er nog in. Het verfrommelde papier, dat Appie me enkele weken terug gegeven had. Ik vouwde het open en begon het te lezen:

Heden, zondag de eenentwintigste februari 1943 is ten doop gehouden
Albertus Johannes van Beemsteren
zoon van
Johannes Hendrik van Beemsteren en Maria Aldegonde Cornelia van Beemsteren-de Vries

Namens de kerkeraad van de Nederlands Hervormde Kerk te Bolstervelde,
K. Sleedoorn. praeses H.A. Zandstra, scriba


Snel zocht ik het andere papiertje op met het telefoonnummer. Zijn zuster, ja die moest het weten, dat hij overleden was. Snel tikte ik het telefoonnummer in, dat vermeld stond. 'Met Annie' werd er aan de andere kant van de lijn opgenomen. 'Bent u mevrouw Talens?, vroeg ik aarzelend... Talens-van Beemsteren. Ja, hoezoe? Annie Talens. Kijk het zit zo mevrouw, u kent mij niet, maar u heeft een broer Albert, die... Appie? zei ze meteen. Rot op. Ik wil niks met 'm te maken hebben. Appie bestaat niet meer voor ons.' 'Ja maar mevrouw, daarom bel ik u. Hij is vorige week gestorven en....' 'Ach wat', zei de vrouw aan de andere kant van de lijn. Niks, niks wil ik van hem horen, dat begrijp je zeker wel? KLIK.
De verbinding werd verbroken. Zwijgend bleef ik staan. Nee, ik begreep er niets van. Ik kende ook de achtergronden niet. Er moest iets gebeurd zijn in die familie. Waarom wilde zijn zuster geen contact? Omdat ie aan lager wal was geraakt? Hadden ze geen mogelijkheden hem te helpen? Ik wist het niet. Allemaal vraagtekens. De stakker. Zijn zuster wil niets meer van 'm horen. Wat nu? Naar de politie gaan? Naar de gemeente? Nee, ik had een ander idee...

'Daar', wees de man op de begraafplaats, daar, loopt u maar rechtdoor. Zojuist had ik 'm gevraagd of hier een paar dagen terug ook een zwerver was begraven. 'O, die'. had hij gezegd, 'Ja hoor, daar in het achterste deel. U ziet het vanzelf, Het zand ligt er nog..Ik versnelde mijn pas en ja, even verderop zag ik de gele zandhoop liggen. Dat moest het zijn, Daar moest hij liggen. Geen steen, geen enkele aanduiding. Hij had beter verdiend. Voorzichtig pakte ik het kleine fotolijstje uit mijn jaszak. Vanmorgen had ik het papier erin bevestigd. Zijn doopformulier.
'Dag Albert' zei ik zachtjes terwijl, ik het kleine lijstje op de zandbult legde. 'Je hebt beter verdiend. Rust zacht...'

Philip J. Stone

--------------------------------------------------------------
Dit verhaal is lange versie van de uitwerking van de november-opdracht voor Het fantasierijk.
Zie voor de opdracht en meer verhalen: Het fantasierijk
Voor alle duidelijkheid: dit langere verhaal hoort niet bij de opdracht, maar heb ik gewoon op eigen initiatief geschreven.
Klik hier voor de verkorte versie
--------------------------------------------------------------

© Matti, 15 november 2008
Reacties op mijn blogs stel ik altijd op prijs.

Geen opmerkingen: