hee fladderaar, dag vlinder
wat zijn je vleugels mooi
je vliegt hier alsmaar rondjes
en zit niet in een kooi
dag klein, bolvormig beestje
wat glim je toch vandaag
je trippelt over blaadjes
en vult meteen je maag
l:
ja, ik ben een klein beestje
van onze-lieve-heer
ik ben niet in mijn eentje
er zijn er nog veel meer
v:
je hebt acht mooie stippen
daarmee ben je vast blij
dat maakt wel heel wat indruk
maar speciaal op mij
l:
wat eet jij dan, soms bloemen?
je bent wel in de weer
ik hoor je heel zacht zoemen
geniet je keer op keer?
v:
ik hou van al dat stuifmeel
dat vind ik lekker zoet
ik vlieg naar alle bloemen,
da's fijn, vind je dat goed?
l:
ik ben ook heel voorzichtig
en loop soms in het veld
o ja, dat moet je weten:
ik hou niet van geweld
v:
o, ik blijf in beweging
en zit veel in het licht
vooral mijn fijne tekening
dat is zo'n mooi gezicht
l:
ja, jij hebt mooie kleuren
en je beweegt zo snel
die lekkere bloemen geuren
dat weet jij ook vast wel
v:
ik zit soms op een bloemsteel
en fladder rond, dat wel
en 'k smul van al dat stuifmeel
da's goed voor mijn gestel
l:
ik eet heel kleine beestjes
nog kleiner dan een pluis
ze zijn voor mij de voeding
zo heten ze: bladluis
v:
nou, ik ga gauw weer verder
tot morgen weer misschien
blijf jij maar trip'len
dan wordt je vaak gezien
l:
waar ga jij dan straks slapen?
soms weer in een kokon?
je moet het mij vertellen
misschien vind je mij dom
v:
nee, ik blijf rustig zitten
ja net, zoals jij doet
we praten morgen verder
als ik je weer ontmoet...
© Matti, 16 april 2008
Kindergedichtje over de lente
Reacties op mijn blogs stel ik altijd op prijs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten