Lees eerst versie 1: Roodkapje, Jan Wolf en Paulus de Boskabouter
----------------------------------------------------------------------
Hier volgt de Verkorte versie voor de maart-opdracht van 'Het Fantasierijk'
In de langere versie, is nog een extra figurant toegevoegd: Paulus de Boskabouter. (201) Vind ik zelf leuker
Er
was eens een snelheidscontroleur, Jan Wolf. Zijn vaste werkplek was een
onopvallende plek aan het Bospad. Omdat hij vaak grimmig keek, noemden
de buren hem 'boze Wolf'. Hij kon namelijk niet verdragen dat de buren
geregeld bij de buurtsuper van die heerlijke kippetjes haalden, die
allemaal zijn neus voorbij gingen. Nee, kiplekker voelde hij zich er
niet bij. Nooit hadden ze hem uitgenodigd om eens lekker te komen
peuzelen. Hij ging maar weer aan de slag, iedereen stelselmatig op de
bon slingeren.
Wolf wachtte op dat ene meisje dat bijna iedere dag met hoge snelheid
langs kwam zoeven. Hij zou haar zeker te grazen nemen. Die middag had
hij geluk: daar kwam ze aan op haar scootertje. Roodkapje noemde hij
haar, want het was een lekker ding met een rode scooterhelm op. Nee, ze
was niet met die helm geboren, maar ze droeg hem wel altijd. Hij
verstopte zich tussen de struiken op het Bospad. Toen ze passeerde riep
hij 'ahum'. Het meisje schrok zo, dat van schrik haar scooter afsloeg.
'Waar ga jij henen?', vroeg hij op gewichtige toon. 'O, eh ik ga naar grootmoeder, koekjes brengen', antwoordde ze, 'ze is ziek'. Ze wees naar het mandje voorop haar scootertje.
'Zo koekjes, toe maar' Hij keek naar de cake in haar mandje. 'Dat ziet er lekker uit. Daar gaat je grootmoeder helemaal van flippen zeker?'Hij
vertelde niet dat hij meer wist. Het was vast weer zo'n spacecake. Daar
word je wel goed ziek van. Als hij een keer de ruimte kreeg, dan zou
hij eens verder snuffelen. Dat excentrieke vrouwtje woonde in een
vervallen huisje, verderop in het bos. Iedereen noemde haar
'grootmoeder', maar het was een extravagant mens. Ze hield daar zeven
geiten, die ze 's avonds naar binnen joeg. Van schrik kropen die beesten
dan in grote Engelse staande klokken. Het mens was helemaal getikt. Ze
was nog in de sixties blijven hangen, want er kwamen allemaal rare
extreme figuren over de vloer. Een bleek meisje met lang zwart haar, die
ze Sneeuwwitje noemden. Dat kind dronk continu appelsap met bier door
elkaar, wat een raar effect op haar gestel had. Dan sliepen daar ook
twee kinderen. Hans, een jongetje en een meisje waarvan niemand de naam
wist, een raar grietje. Die jongen had hele scheve tanden, want hij
knabbelde voortdurend aan de dakpannen.
Nee, Wolf dacht er zo het zijne van. 'Rijd maar snel door, naar Grootmoeder'
zei hij. Ondertussen ging hij snel naar het huisje van grootmoeder. Hij
zag dat ze op het bed lag. Ze lag raar met haar ogen te draaien,
kennelijk nog dizzy van de spacecake van de vorige week. Ze had niets
in de gaten toen hij haar een optater gaf en haar wegmoffelde in de
waterput buiten het huisje. Hij zou Roodkapje wel eens verrassen. Snel
kroop hij in het bed van 'grootmoeder' zette haar kanten muts op en toen
Roodkapje even later binnenkwam in het huisje, riep hij: 'Ha daar ben je, ik kan je wel opvreten.'
Maart-opdracht voor 'Het Fantasierijk'
500 woorden.
Roodkapje: Schrijf het verhaal vanuit de Wolf.
© Matti, 21 maart 2009
Reacties op mijn blogs stel ik altijd op prijs.
zaterdag 21 maart 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten