Lange versie
Klik hier voor de verkorte versie
Het
grint van het toegangspad naar het kerkhof knarst onder mijn voeten.
Dat akelige geluid van mijn voetstappen op deze late novemberavond, laat
me weten dat ik in ieder geval nog leef. Hij niet. Hij ligt daar
ergens. Verderop. Terwijl ik voortga, zie ik een man gebukt uit een
zijpad komen. Het is een tuinman of een soort onderhoudsmedewerker, denk
ik. Zijn hark ligt naast 'm. Een vluchtige hoofdknik en een blik van:
wat zoek je hier? laten me nog verder in mijn tweedjas duiken. Een
idioot idee, om juist nu op pad te gaan. Ja ik weet het. Vorige week is
hij gestorven. Ik had hem ontmoet op de hoek bij de supermarkt, toen hij
in een bak met flessen aan het grabbelen was. Hij had een zwervend
bestaan en iedereen in de buurt kende hem. Toch kon ik het toen niet
nalaten om hem mijn broodje, die ik toch nog over had, aan te reiken. 'Hier', had ik ik gezegd. 'dat zul je wel lusten'.
Hij had mijn beide handen vastgepakt en in een fractie van een ogeblik
constateerde ik dat de man stonk. Ach, bedacht ik, waar moeten zwervers
zich nu uitgebreid wassen. Tja, misschien in een soort opvangcentrum
voor dak- en thuislozen. Ik ben daar nog nooit geweest, bedacht ik. Ik
keek weer naar de man, die een hap nam van het worstebroodje. Hij keek
dankbaar en hij mompelde: 'Dankuwel meneer, eindelijk eens iemand die me ziet staan. Dankuwel meneer, dankuwel meneer',
sliste hij met zijn half vergane gebit. Nee, geld voor de tandarts was
er vast niet bij. Een paar dagen later had ik m weer ontmoet. In het
zijpad, bij het Beukenlaantje. 'Meneer', riep hij tegen me, en hij kwam naar me toe lopen. 'Als ik doodga, wilt u dan dit aan mijn zuster geven. Ze woont in Delft, maar ze wil me niet meer zien. Hij gaf me een verkreukeld papier en nog één, met een adres.
Maar ga je dan dood? vroeg ik hem verbijsterd. Ach meneer,
we gaan toch allemaal dood en ik ben ziek weet u, ik denk dat ik er niet
lang meer ben. Mijn zuster is de enige die ik nog heb, maar ze wil niks
met me te maken hebben. Even verzonk hij in gepeins. 'U bent
een goed mens, dat zie zie ik. De vorige week knikte u ook al naar me.
De meeste mensen lopen me voorbij, ze gaan hun eigen weg. Maar ik ben
wel in de kerk geweest weet u en daarom denk ik dat ik hierna verder ga.
Verder ga? vroeg ik. Ja, met zoeken, Ik zoek naar de waarheid.
En ik ga naar de hemel, weet u.' Ik keek nog een keer naar 'm. 'Hoe
heet je eigenlijk?' 'Albert, meneer, maar iedereen noemt me Appie.' Even leek hij na te denken en hij was duidelijk iets uit zijn herinnering aan het opgraven. 'Ik
ben een oorlogskind, weet u. In 1966 zijn we getrouwd. Toen mijn vrouw
Ria overleed, raakte ik ook mijn baan kwijt meneer en de bijstand wou me
ook niet helpen. Ons huis heb ik moeten verkopen. Toen ging ik aan de
drank. Hier kijk, zei hij een lege fles.. dit is echt de laatste.Fronsend keek ik 'm aan. De stakker. 'O ja, ik ben gedoopt hoor',
voegde hij eraan toe. Dat staat op dat papier en met zijn bevende
vinger wees het naar het verkreukte vod dat 'ie in mijn handen had
gestopt. Geef dat maar aan mijn zuster... Albert bleef staan,
greep met beide handen het winkelkarretje vast, dat voor hem stond en
begon zachtjes te zingen. Het kwam een beetje beverig uit zijn keel. Een
kerstliedje. 'Stille nacht, Heilige nacht, Davids zoon...'. Toen stopte
hij abrupt, leek even na te denken en opeens hakkelde hij: 'Mijn zuster wil het vast niet hebben, houdt u het maar'. Zonder te kijken knikte ik en stak de verfromfraaide papiertjes in mijn jaszak.
Een paar weken later viel mijn oog op een klein berichtje in de wijkkrant.
'Zwerver ter aarde besteld' stond erboven. Bijna had ik het plaatselijke sufferdje bij het oud papier gedaan. Ik begon het artikeltje te lezen.
Zwerver ter aarde besteld
- van één onzer redacteuren -
GOUDSEVEEN - Eind vorige week werd het levenloze
lichaam aangetroffen van een zwerver, die zich de laatste tijd in wijk
'Waterloop' ophield. De man, zonder vaste woon- en verblijfplaats was
plaatselijk bekend als 'Appie alpino'. Hij voorzag in zijn
levensonderhoud door de verkoop van flessen in de buurt van de
supermarkt. Verder is niets over de man bekend. Uit nader onderzoek is
niet gebleken of de man familie of bekenden had. De politie heeft het
lichaam van de man overgedragen aan de gemeentelijke dienst. Eergisteren
werd hij op gemeentekosten begraven op de Algemene begraafplaats.
Zwervers vormen de laatste jaren in de verstedelijkte gebieden een opvallend...
Het artikel ging verder met een hele verhandeling over zwervers,
werklozen en verslaafden. Omlijst door recente CBS-cijfers. Ik staarde
naar het krantebericht. Gedachtenloos bleef ik even staan. Maar dat is
'm, Albert. Snel liep ik naar boven, naar mijn studeerkamer. Daar, in de
hangkast, daar hing mijn jas. Snel voelde ik in de rechterjaszak. Ja,
het zat er nog in. Het verfrommelde papier, dat Appie me enkele weken
terug gegeven had. Ik vouwde het open en begon het te lezen:
Heden, zondag de eenentwintigste februari 1943 is ten doop gehouden
Albertus Johannes van Beemsteren
zoon van
Johannes Hendrik van Beemsteren en Maria Aldegonde Cornelia van Beemsteren-de Vries
Namens de kerkeraad van de Nederlands Hervormde Kerk te Bolstervelde,
K. Sleedoorn. praeses H.A. Zandstra, scriba
Snel zocht ik het andere papiertje op met het telefoonnummer. Zijn
zuster, ja die moest het weten, dat hij overleden was. Snel tikte ik het
telefoonnummer in, dat vermeld stond. 'Met Annie' werd er aan de andere kant van de lijn opgenomen. 'Bent u mevrouw Talens?, vroeg ik aarzelend... Talens-van
Beemsteren. Ja, hoezoe? Annie Talens. Kijk het zit zo mevrouw, u kent
mij niet, maar u heeft een broer Albert, die... Appie? zei ze meteen. Rot
op. Ik wil niks met 'm te maken hebben. Appie bestaat niet meer voor
ons.' 'Ja maar mevrouw, daarom bel ik u. Hij is vorige week gestorven
en....' 'Ach wat', zei de vrouw aan de andere kant van de lijn. Niks, niks wil ik van hem horen, dat begrijp je zeker wel? KLIK.
De verbinding werd verbroken. Zwijgend bleef ik staan. Nee, ik begreep
er niets van. Ik kende ook de achtergronden niet. Er moest iets gebeurd
zijn in die familie. Waarom wilde zijn zuster geen contact? Omdat ie aan
lager wal was geraakt? Hadden ze geen mogelijkheden hem te helpen? Ik
wist het niet. Allemaal vraagtekens. De stakker. Zijn zuster wil niets
meer van 'm horen. Wat nu? Naar de politie gaan? Naar de gemeente? Nee,
ik had een ander idee...
'Daar', wees de man op de begraafplaats, daar, loopt u maar
rechtdoor. Zojuist had ik 'm gevraagd of hier een paar dagen terug ook
een zwerver was begraven. 'O, die'. had hij gezegd, 'Ja hoor, daar in het achterste deel. U ziet het vanzelf, Het zand ligt er nog..Ik
versnelde mijn pas en ja, even verderop zag ik de gele zandhoop liggen.
Dat moest het zijn, Daar moest hij liggen. Geen steen, geen enkele
aanduiding. Hij had beter verdiend. Voorzichtig pakte ik het kleine
fotolijstje uit mijn jaszak. Vanmorgen had ik het papier erin bevestigd.
Zijn doopformulier.
'Dag Albert' zei ik zachtjes terwijl, ik het kleine lijstje op de zandbult legde. 'Je hebt beter verdiend. Rust zacht...'
Philip J. Stone
--------------------------------------------------------------
Dit verhaal is lange versie van de uitwerking van de november-opdracht voor Het fantasierijk.
Zie voor de opdracht en meer verhalen: Het fantasierijk
Voor alle duidelijkheid: dit langere verhaal hoort niet bij de opdracht, maar heb ik gewoon op eigen initiatief geschreven.
Klik hier voor de verkorte versie
--------------------------------------------------------------
© Matti, 15 november 2008
Reacties op mijn blogs stel ik altijd op prijs.
zaterdag 15 november 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten